De Heilige Kerk
“De Kerk moet al wat verkeerd is rechtzetten en het niet verontschuldigen door het te veronachtzamen of eraan voorbij te zien.”
“Ik ben een dochter van de Kerk”, zei de heilige Teresia van Avila. Een uitspraak die Marguerite graag tot de hare zou hebben gemaakt, met de vurigheid die haar zo eigen is. In de Boodschap geeft Jezus haar een gelijkaardige titel: ”Ge zijt kind van God en van de heilige Kerk.”
Het is ondenkbaar, dat Jezus zou zwijgen over een onderwerp dat zo belangrijk is, omdat de Boodschap toch bestemd is om in heel de Kerk verspreid te worden. De Boodschap moet zelfs op de Kerk steunen om de niet-katholieken en niet-gelovigen te bereiken. Het Dagboek van Marguerite is geen theologische verhandeling. Het moet wel spreken over dit onderwerp dat zo belangrijk is, dat het niemand van ons onverschillig mag laten. Het benadrukt de belangrijkste voorrechten van de Kerk, beschrijft de huidige situatie, stelt ons gerust door het feit dat Christus over haar waakt en spreekt over de rol van de Kleine Zielen.
De voorrechten van de Kerk
De Kerk is heilig en universeel, gebouwd op de rotsen, en dus onverwoestbaar.
“De Kerk is heilig en algemeen. Haar grondvesten zijn onwankelbaar” 22.4.68. ”Ze heilig is en soeverein en niet mag ten onder gaan” 22.4.68. “Ziet ge die kleine vlam? Dat is de Kerk. Ze flikkert, ze is haar levenseinde nabij… vrees niet, kind, Ik ben er nog en mijn Kerk zal niet ten onder gaan” 11.5.72.
Haar kracht komt vooral van haar goddelijke Stichter en van de Vrouw die Hij haar tot Moeder heeft gegeven.
”Mijn Onbevlekte Moeder… Zij is de steunpilaar van mijn Kerk, niets ontsnapt aan haar waakzame blik” 2.12.66. ”De kracht van mijn Kerk en haar goddelijk kindschap bestaan in het beoefenen van de kleinheid, de nederigheid en de naastenliefde” 25.4.67.
Haar levenskracht blijkt uit de vruchten van heiligheid die zij steeds kan voortbrengen.
“Want al is het zo, dat mijn Kerk vruchten van heiligheid bezit die te allen tijde van kwaad gevrijwaard zijn gebleven, dan moet zij er toch ook hebben, die met de diepste menselijke ellende hebben kennis gemaakt. En deze zielen zijn de geliefde kinderen van mijn barmhartigheid” 11.3.67.
Twee eigenschappen van de Kerk werden reeds eerder vermeld: zij is katholiek en universeel. De Boodschap verwijst ook naar haar eenheid, wanneer zij spreekt over de toenadering onder de volkeren.
“De toenadering onder de volkeren is wenselijk voor zover deze niet tornt aan de grondwaarheden van de Kerk” 10.10.67.
De huidige toestand van de Kerk
Sommige van haar leden zijn ontrouw.
”De dwaling en de ontrouw van sommige leden van de Heilige Kerk kan het stempel niet uitwissen waarmee de Heer hun ziel gemerkt heeft” 2.5.71. “Ze gaan een weg op, die onverenigbaar is met de gezonde leer van de Kerk” 5.6.67.
De Kerk moet rechtzetten wat verkeerd is.
”De Kerk moet al wat verkeerd is rechtzetten en het niet verontschuldigen door het te veronachtzamen of eraan voorbij te zien. Ik heb beloofd haar te beschermen, maar Ik heb de medewerking nodig van hen die tegenover Mij verantwoordelijk zijn voor haar bestaan in deze ontwrichte Wereld” 21.6.67. ”De verhouding van de Kerk tegenover God, tegenover de wereld dient opgehelderd. De troebele elementen die tweedracht zaaien verwijderen” 13.2.69.
De Redder waakt
“Ik zal mijn Kerk redden en ze behoeden voor het ontaard geloof van de afgedwaalden” 17.5.67. ”Maar Ik zal mijn Kerk beschermen tegen haar vijanden omdat ze heilig is en soeverein en niet mag ten onder gaan” 22.4.68.
Taak en rol van de kleine zielen
“Kinderen, eerbiedigt het wettig gezag van de Kerk, maar wat ge kunt doen zonder daarin te kort te komen, doet dat” 30.10.66. ”Het gebed en het offer zijn bijzonder werkzame remedies om het kwaad dat Mijn Huis bezwaart te overwinnen” 11.7.68. ”Tegen de ketterij is er maar één remedie: gebed en boete” 24.5.67. “Bid en draag offers op voor de afgedwaalden, die vervolgers van mijn Kerk“ 24.5.67. ”Elk vurig gebed voor de Kerk vermindert de kracht van haar vijanden en kan hun zelfs de macht ontnemen om haar te schaden” 11.7.68. “Bid en spoor aan tot bidden voor de Kerk en voor de verraders van het Geloof. Bid voor de afgedwaalden. Bid wegens het gebrek aan eerbied in de kerken” 20.11.70.
Merk op met hoeveel aandrang Jezus vraagt te bidden om Hem te helpen de situatie recht te trekken. Vooral het rozenhoedje is doeltreffend. Het dagelijkse rozenhoedje en de verspreiding ervan zijn dan ook opgenomen in de dagtaak van de Kleine Ziel.
”Het rozenhoedje verspreiden: daarmee zullen talrijke genaden verworven worden voor de Kerk en voor de priesters” 5.12.67.
Strijden – Boete doen
”Men moet niet strijden tegen het kerkelijk gezag, maar voor en met de Kerk” 16.12.66. ”Wat zal de overwinning kosten?De prijs zal hoog zijn. Hij kan echter verminderd worden door de boete en het vurig gebed van de kleine zielen” 7.3.69.
Iedere kleine ziel heeft een welbepaalde plaats in de Heilige Kerk. Wanneer wij de kleinheid goed begrijpen, met vreugde nastreven en beminnen, kan zij geen belemmering vormen voor de grote rol die ieder van ons is toebedeeld in de Kerk, integendeel! De prachtige vergelijking van de “mystieke wijnstok” kan alle twijfels wegnemen: de kleinste ranken kunnen zonder te breken de mooiste druiven dragen door een mysterieuze kracht die niets anders is dan de genade. Zo kan elke Kleine Ziel, hoe bescheiden ook, in de Kerk bijdragen tot de glorie van haar goddelijke Meester, de Heer Jezus Christus.
Vgl. De gedachten van Jezus’ Hart, R. Jaouen C.M., Uittreksels uit de Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen, blz. 53-55.
Dit is op Boodschappen van Maria herblogd.