De vertrouwelijke omgang met God
Door R. Jaouen C.M.
De grootsheid van God is verbijsterend en doet ons duizelen. Eén enkele blik op het oneindig grote heelal enerzijds en op het allerkleinste schepseltje anderzijds is voldoende om ons hiervan te overtuigen. Wij zijn, tot in de kleinste vezel van ons lichaam, volledig afhankelijk van Gods almachtige Goedheid. Als Hij ons naar zijn beeld en gelijkenis heeft geschapen, in de mogelijkheid Hem te kennen en te beminnen, dan is dat om ons in staat te stellen een relatie met Hem aan te gaan. Meer nog; om een vertrouwelijke relatie met Hem aan te gaan.
Onze hoedanigheid van eenvoudig schepsel geeft ons geen enkel recht op deze vertrouwelijke omgang. Hiervoor was een bijzondere roeping nodig; die waarmee God de Vader ons heeft begunstigd in Jezus Christus en waarmee Hij ons voorbestemde om gelijkvormig aan Hem te zijn en om in ons Zijn volmaakte beeld te dragen.
Dit grootse plan werd gedwarsboomd door de zonde, maar mislukte niet volledig. De Verlossing door het bloed van Christus heeft ons al onze rechten teruggegeven, onze rijkdommen van genade, die door de fout van Adam en onze persoonlijke fouten verspeeld waren. Tegenwoordig kunnen we niet alleen leven van het leven van God, maar met God, voor zijn Liefde en zijn Glorie. Dit brengt de Heilige apostel Johannes ertoe te zeggen: (1 Joh. 1,3) “En onze gemeenschap is er één met de Vader en met Jezus Christus, zijn Zoon.” In de eenheid van de Geest die hen met elkaar verbindt en onszelf verbindt met hun goddelijke Personen.
1.Fundamentele waarheid: elke ziel wordt geroepen tot vertrouwelijke omgang met God.
Het is geen voorrecht dat voorbehouden is aan de grote mystieken. Elke gedoopte wordt ertoe geroepen vanaf het moment dat de Drievuldigheid in hem woont. “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest van God in u woont?” (1 Kor. 3,16). En dit ander vers van St. Paulus: “Gij weet het, uw lichaam is een tempel van de Heilige Geest die in u woont, die gij van God hebt ontvangen. Gij zijt niet van uzelf.” (1 Kor. 6,19).
Laat ons eveneens het mooie vers uit het vierde Evangelie niet vergeten: “Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn Woord onderhouden”, zegt Jezus, “mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.”
Er kan dus geen sprake van zijn God ergens in de stratosfeer te gaan zoeken of achter de melkwegstelsels, aangezien Hij, in zijn oneindige minzaamheid, zich verwaardigt in ons te wonen. Hij past zich aan ons aan en stelt zichzelf binnen ons bereik, dichter dan een moeder bij haar kind kan komen. Dit verblijf is voor ieder van ons een eer en een uitzonderlijke weldaad. Dat een zo grote God zich zo klein en nederig maakt om in ons zijn genoegen te vinden, is een verbluffend wonder dat ons kan vervullen met vurige dankbaarheid. Er geen aandacht aan schenken en doen alsof we er niets van merken, zou een belediging zijn voor God en zijn Liefde.
Wanneer men een belangrijke persoonlijkheid ontvangt, laat men die dan alleen achter in een hoekje van zijn salon, zonder zich om hem te bekommeren? Wat Hij wil, is dat we ingaan op zijn voorstel, dat we met Hem spreken, aangezien Hij zich over ons ontfermt en op de meest toegewijde manier voor ons zorgt door zijn Voorzienigheid, waaraan geen enkel detail van ons leven ontsnapt. Zuster Elisabeth van de H. Drie-eenheid was hierover, terecht, zodanig verwonderd, dat zij deze geloofswaarheid beschouwde als de grondslag van haar geestelijk leven.
Mensen worden bedolven onder duizend en één aardse zorgen, onder een massa nutteloze bezigheden. Zo erg zelfs, dat zij de Heer helemaal vergeten, die hen nochtans uitnodigt om met Hem een liefdesrelatie aan te gaan.
Niet in God geloven en Hem volledig uit zijn leven bannen betekent voor de mens dat hij zichzelf al op voorhand voorbestemt om door Hem verworpen te worden op de laatste dag. Maar in Hem geloven en zijn leven zo inrichten dat Hij slechts op de tweede plaats komt, is God de eer ontnemen die Hij van ieder van ons verwacht en zichzelf beroven van de immense weldaad van een leven dat ten volle gedeeld wordt met God, bron van een onuitsprekelijk geluk.
Aangezien Hij normaal gezien in iedere gedoopte woont, wordt iedere christen die over zijn volle verstand beschikt, opgeroepen tot een echte vertrouwensrelatie, ongeacht zijn leeftijd, temperament, verstand en sociale situatie.
2.Voorwaarden
Leven met God vereist een voorbereiding, die overigens binnen ieders bereik ligt.
2.1. Een eerste voorwaarde waaraan moet worden voldaan, is dat de mens in staat van genade moet zijn, en dus, zoals wij allen weten, vrij van doodzonden. Men moet dus het goddelijk leven bezitten en God moet werkelijk in ons wonen door zijn Genade. Dat is de eerste zorg die elke christen aan zijn ziel moet geven, opdat hij niet uitgesloten zou worden van de goddelijke vriendschap die zo noodzakelijk is voor zijn heil.
Maar vanaf het moment dat God aanwezig is, in het diepst van onszelf, maakt Hij zich volledig toegankelijk. Het is dan ook gemakkelijk om Hem rechtstreeks te bereiken dankzij deze deugden van onschatbare waarde, namelijk het geloof, de hoop en de liefde, waarvan God zelf het voorwerp is. Ik zou zelfs durven zeggen dat het gemakkelijker is Hem te vinden, dan eender welk menselijk wezen, omdat Hij ons beter begrijpt dan wie ook. Het is dus door middel van onze goddelijke deugden, dat onze vertrouwelijke omgang met God werkelijkheid wordt en zich verder kan ontwikkelen.
We merken hierbij op dat deze vereniging met God niet door onze verbeelding en onze gevoeligheid bereikt kan worden: “Laten we ervan houden, niets te voelen”, zei de Heilige Teresia van het Kind Jezus. Want hier bevinden we ons op het vlak van het zuivere geloof. We moeten dan ook niet ongerust worden, wanneer we in dit verband geen enkel voelbaar genot ervaren. God verleent dit immers of niet, zonder dat wij hieraan ook maar iets kunnen veranderen.
2.2. Andere noodzakelijke voorwaarde: ascese
Om vertrouwelijk met God te kunnen leven, moet aan een noodzakelijke voorwaarde voldaan worden als wij tenminste niet op een mislukking willen uitdraaien. Deze is; vrede brengen in onze ziel door een edelmoedige strijd tegen onze verterende hartstochten, tegen de zonde in al haar vormen, zelfs tegen de dagelijkse zonde. De gewoonte van de dagelijkse zonde die niet bestreden wordt, vormt een grote belemmering voor onze vereniging met God.
Zolang wij dit stadium nog niet bereikt hebben, zal het moeilijk, zelfs onmogelijk zijn, om met God te leven, “om onze schreden naar Hem te richten”, zoals God tegen Abraham zei (Gen. 17,1).
Wij moeten ons dus bevrijden van al onze boeien; een bevrijding die het gelukkige resultaat is van een systematische ascese, van de christelijke versterving die door alle heiligen wordt aanbevolen. De onthechting wordt door Jezus in het Evangelie voorgesteld en is absoluut noodzakelijk voor ons, wanneer wij willen leven met Hem. Hij, die helemaal volmaakt is en die niet zou kunnen aanvaarden dat wij de nietigheid van het geschapene zouden verkiezen boven Hem. “Vrede in de ziel is noodzakelijk voor de vertrouwelijke omgang met God, is de vrucht van ontelbare offers”, lezen we in de Boodschap, waarvan de leer helemaal in de lijn ligt van het Evangelie en van de Kerk. Zij effent het terrein op de weg naar de heiligheid, door ons te leiden via de snelle en zekere weg van de geestelijke kindsheid. Hierdoor krijgt de ziel, die in vrede leeft, de mogelijkheid om met God te leven en zich in te wijden in de kunst van het gewoon vertrouwelijk gesprek met Hem, in “een verbluffend spontane omgang met Hem” (Navolging).
3. De praktijk van de vertrouwelijke omgang met God
Wanneer we aan deze voorwaarden voldoen, wordt het fantastische ideaal van ieder Godskind dat in het trinitaire leven is binnengeleid, eigenlijk gemakkelijk te realiseren. Het ligt binnen bereik van iedere christen, dus zeker van alle Kleine Zielen, die soms ten onrechte de moeilijkheid ervan overdrijven en er als een berg tegen opzien. Welnu, het is zeer eenvoudig. Waarom? Omdat God zelf oneindig eenvoudig is en binnen het bereik van zijn allerkleinste kinderen wil zijn. Deze laatsten begrijpen dit trouwens instinctmatig, terwijl hoogmoedige mensen zich eerder uitsluiten van de vertrouwelijke omgang onder voorwendsel van ‘manhaftige godsvrucht’ of ‘geestelijke rijpheid’, waarvan ze een verkeerde voorstelling hebben en die ook niet eigen is aan het Evangelie: “Als gij niet wordt als kleine kinderen, zult gij het Rijk der Hemelen niet binnentreden.”
3.1. Het gebed
Het gebed is het beste middel om te komen tot een kinderlijke relatie met God. Ik bedoel hiermee het eenvoudige gebed, zonder ingewikkelde formuleringen. Laten we Teresia van Kind Jezus als gids nemen op dit terrein. Zij leed onder de dorheid van haar gebed. Wat deed zij om dit te verhelpen? Zij bad langzaam het ‘Onze Vader’ en haar hart werd geraakt door de gedachte aan de hemelse Vader en zijn oneindig grote Liefde.
Het eenvoudigste gebed, dat langzaam wordt opgezegd, werkelijk ingetogen, met geloof, nederigheid en vertrouwen, brengt ons in een direct contact met God, die zo groot en goed is, die in ons verblijft en wier Liefde nooit inslaapt. Wat we zeker moeten vermijden, is het mechanisch, routinematig opzeggen van formulegebeden, hoe mooi ze ook zijn. Ik veroordeel formulegebeden niet. Men mag ze gebruiken, als ze van nut zijn, maar met mate.
3.2. Door dagelijks goed te bidden, komen wij tot het echt ‘inwendig gebed’, wat Teresia van Avila noemt: een ‘gesprek van hart tot hart met God, door wie wij ons bemind weten’. Hierbij moeten wij geen formulegebeden gebruiken, maar het volstaat eenvoudigweg tot God te spreken. Hem eerst en vooral eren door te spreken over Zichzelf en over zijn volmaaktheid. Hem vervolgens danken voor zijn weldaden en vergiffenis vragen voor onze fouten. Hem vertellen over hen die wij beminnen, over de Kerk en haar vele noden, over onszelf en alles wat ons bezighoudt: onze plannen, onze tegenslagen, onze successen zelfs. Waarom zouden we het bondig houden, wanneer we Hem zoveel te vertellen hebben?
En zo komen we uiteindelijk tot het veelvuldige en spontane gesprek met God, tot ‘babbelen met God’, zoals een bekende scout, Guy de Larigaudie, het noemde. Ik zou zelfs durven zeggen dat men moet streven naar een ‘liefdesgesprek met Jezus’, omdat niemand kan beminnen zoals Hij ons bemint.
3.3. Eenmaal in dit stadium beland is elke christen in feite een mens van inwendig gebed die zich, bij alles wat hem overkomt, tot God richt en zo permanent met Hem in contact staat. Om dit contact tot iets vanzelfsprekend te maken, volstaat het om te midden van onze dagdagelijkse bezigheden, een blik vol geloof en liefde te werpen op de H. Drie-eenheid, of op Jezus die in ons aanwezig is, of naar Hem te glimlachen, zelfs wanneer het ons niet goed gaat. Dan zal de ziel niets anders verlangen dan haar wil gelijkvormig te maken aan die van God tot in de kleinste details van haar bestaan, in het beoefenen van de totale overgave aan de Voorzienigheid.
Het is heel belangrijk dat wij naar God kunnen kijken in het diepst van onszelf, daar waar wij Hem gemakkelijk kunnen ontmoeten in de nacht van ons geloof, of waar we vreedzaam kunnen genieten van zijn aanwezigheid. Want als God in ons aanwezig is, dan is dat juist opdat wij van Hem zouden genieten. Dit spruit voort uit een gezonde theologie, en niet uit een kinderachtige of ziekelijke sentimentaliteit (*).
En dit is het dan ook waartoe alle bladzijden van de “Boodschap van het Hart van Jezus aan de Kleine Zielen” ons toe uitnodigen.
Leden van het Legioen, laat ons maximaal profiteren van dit voortreffelijke manna, dat onze vertrouwelijke omgang met de Heer kan voeden, waardoor we steeds meer in Zijn handen komen, totdat Zijn wilsbeschikkingen met betrekking tot ons voltooid zijn, tot Zijn meerdere eer en ons groter geluk.
(*) Wij zijn er allereerst voor God. God is het doel van al het geschapene. Hij nodigt ons uit tot wederliefde. Naarmate wij Hem meer verlangen te beminnen, zal Hij die ons liefheeft ons zijn liefde laten ervaren. “Wij zijn geroepen als Zijn ‘kinderen’, tot gemeenschap met God en om deel te hebben aan Gods eigen zaligheid.” – Katholieke Katechismus van A. Schraner.
Uit; R. Jaouen C.M., De gedachten van Jezus’ Hart, Uitreksels uit de Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen, 1987, blz. 118-121.
Informatie op de websites:
‘Legioen Kleine Zielen Nederland’: https://hetlegioenkleinezielen.com
‘Blog Marquerite’: https://legioenkleinezielen.com